In aflevering 3 van Marsumers-om-utens doet Jan Bruining uit Zwolle zijn verhaal. Hij woonde indertijd met zijn heit en mem, twee zusjes en een broertje in Marsum. Ze verhuisden in 1964 naar Zwolle, alwaar Jan nog steeds met zijn vrouw Eszter woont.
Verhuizing
“Toen mijn ouders in 1964 uit Marsum verhuisden naar Zwolle dacht ik als kind dat het ging om het vervullen van een vacature. Mijn vader was werkzaam bij Gebr. Ferwerda, groothandel in automaterialen in Leeuwarden als dieselpompenmonteur. Het bedrijf had ook een vestiging in Zwolle en mijn vader zou daar een dieselafdeling opzetten. Jaren later kwam ik achter de werkelijke reden van ons vertrek uit Marsum: angst voor de vliegbasis. Wat was het geval? Om te oefenen in schieten werden achter straaljagers schietzakken vastgemaakt die uit de lucht werden geschoten. Op een dag kwam zo’n schietzak met een zwaar gewicht eraan in onze zandbak achter het huis aan de Uniastrjitte terecht. Gelukkig waren er op dat moment geen kinderen aan het spelen, maar mijn moeder kreeg wel de schrik van haar leven en had een goede reden om uit Marsum te vertrekken.
Herinneringen
Het vertrek bracht grote verandering in ons leven. In Marsum kende iedereen elkaar. Men was generaties lang met elkaar opgegroeid. In het dorp wist iedereen wanneer ze mij zagen lopen: dit is een zoon van Dirk Bruining. Wij waren thuis altijd gewend en in het openbare leven Fries te spreken. In Zwolle werd dit alleen beperkt binnen het gezin. Ik herinner mij dat mijn kleine broer op straat tegen de kinderen Fries ging spreken en stomverbaasd was dat ze niet reageerden. In de stad verdwijn je in de anonimiteit. Wanneer ik na bijna vijftig jaar terugdenk aan Marsum, denk ik aan het huis aan de Achterdyk, nu Skoallestrjitte, en aan de lagere school die ook helaas verdwenen is. Ik zal nooit vergeten dat het schoolplein in de winter onder water werd gezet door de brandweer en wij konden schaatsen, en dat wij rovertje speelden in de Binnenbuorren en Chocoladesteeg. Ook gingen we bij pake en beppe Bruining op bezoek, op de Pôlle, dat karakteristieke stukje Marsum dat eigenlijk ook had moeten blijven. Ze hadden daar een groot kippenhok en een geweldige groentetuin en bessenstruiken. De kruisbessen kan ik mij nog goed herinneren. Ook polsstokspringen voor en achter het gasthuis aan de Bitgumerdyk komt mij weer in gedachten. Snel over de sloot in de tuin van de mensen en dan wachten tot ze boos naar buiten kwamen en ons wilden pakken. En dan gauw weer naar de andere kant en hen uitlachen omdat wij hen te vlug af waren. Jammer dat het gasthuis ook verdwenen is. Schaatsen op de gracht rondom het Poptaslot, georganiseerd door de school, was ook een speciale ervaring.
De vliegbasis
De vliegbasis was voor mij als kind echt een obsessie. Langs de startbaan staan kijken wanneer vliegtuigen gingen landen en opstijgen. Vooral het opstijgen gaf mij altijd een geweldige kick. Ze kwamen langzaam aanrijden, soms zagen wij de piloten zwaaien. Na een ogenblik begon de motor op topsnelheid te draaien. De vlammen waren aan de achterkant zichtbaar en vervolgens werd er met grote snelheid weggereden en opgestegen. Na een poosje zag je het vliegtuig van de grond los komen. Als jongen vond ik dit geweldig stoer. De vader van Geert Verf werkte als beroepsmilitair op de vliegbasis in die tijd en toen ik hem vroeg of het niet mogelijk was om eens op de vliegbasis te kijken, regelde hij dat wij met de school op de basis mochten kijken. Ik zie nog de grote groene bus van de vliegbasis voor de school staan om ons op te halen. Het werd een onvergetelijke middag waar wij zelfs in de vliegtuigen mochten zitten.
Verbondenheid
Het geeft altijd weer een goed gevoel komende van de kant van Leeuwarden de toren weer te zien opdoemen en het vooraanzicht van het Poptagasthuis. Zou het geen goed idee zijn om voor Friezen-om-utens daar een kamertje ter beschikking te stellen waar ze tegen een vergoeding enkele dagen kunnen zijn? Elk jaar breng ik een bezoek aan Marsum waar ik de voor mij belangrijke plaatsen bezoek. Als ik alles weer heb gezien geeft mij dit weer een goed gevoel. Mijn vrouw zegt wel eens: “Moet je er nu al weer naartoe?” Ze kent dat gevoel niet. Maar hoe kan ik het dorp waar ik een fijne jeugd heb gehad en waar mijn voorouders tweehonderdvijftig jaar onafgebroken gewoond hebben vergeten?”