Laatste update dinsdag, 18 februari 2025
maandag, 2 mei 2022 Actueel
Ter inleiding:
Ter herinnering aan de 2e wereldoorlog plaatsen we deze week twee artikelen waarin Marsumers hun persoonlijke verhaal doen. Deze keer het verhaal van Tjeerd Dijkstra, geboren in Marsum en later met zijn vrouw Siet lange tijd wonende aan de Uniastrjitte. Sinds 2007 wonen ze in Sint Annaparochie.We danken Tjeerd voor het delen van zijn herinneringen. Een groot deel van de tekst is door hemzelf aangeleverd.
Herinneringen Tjeerd
Tjeerd Dijkstra van 25-5-1933 (bijna 89 jaar dus) werd geboren op het Franjumbuorsterpaed 4, zoon van Jan Dijkstra (1904) en Niesje Branderhorst. Op zijn 5e levensjaar verhuisde hij naar de Rypsterdyk, dat heette toen Rijkstraatweg 8. Dat was in die tijd de hoofdweg van Leeuwarden naar Harlingen. De nieuwe weg (nu Bokmasingel) kwam aan het eind van de oorlog. Het rijtje woningen waren fabriekswoningen. “Mijn vader werkte bij de zuivelfabriek in Marsum. Hij heeft daar veel functies gehad o.a. als melkontvanger en in het koellokaal”.
Intocht Duitsers
“Toen de Duitsers in 1940 Marsum binnenreden stonden wij op de stoep te kijken. Het was een mooie lentedag. Ik was toen 7 jaar en vond het een prachtig schouwspel. Al die wagens die in grote stoet achter elkaar reden. Het voetvolk lopend en soms zingend er omheen. Er waren keukenwagens en toiletwagens bij. Alles was aanwezig. De wagens werden getrokken door paarden en daarnaast een enkele auto met hoge officieren erin. Het schijnt dat ik riep: “Rotmoffen”. Maar mijn ouders snoerden snel mijn mond.
Het vliegveld was al aangelegd. Het was een burgervliegveld. De Duitsers namen het in beslag en hebben het enorm uitgebreid. Mensen uit de omgeving moesten daar werken. Ze kregen er wel voor betaald. Toen ze het later niet meer wilden, werd het verplicht.
De oude straatweg naar Leeuwarden, nu de 60 km-weg, werd volgezet met Kazematten, van waaruit de bezetter kon schieten en zich tegelijkertijd kon verschuilen tegen vijandelijk vuur. De Kazematten lagen onder de grote bomen langs de weg zodat ze verscholen lagen. Helemaal omdat ze ook met hout en camouflagenetten afgedekt waren. De Kazematten werden (een half) verboden gebied. Op de huidige Bokmasingel werd een zogenaamde Mauermuur geplaatst. Deze kon helemaal afgesloten worden”.
Gaandeweg erger
“De eerste tijd ging alles voor ons kinderen normaal door, maar zo langzamerhand gebeurden er vervelende dingen en werd alles anders. Zo raakte de brandstof voor de kolenkachels op en kon je alleen wat kopen met bonnen. Kleine levensmiddelen, zoals suiker, zout en andere ingrediënten kon je niet meer krijgen. Toch waren die dagelijkse dingen belangrijk, dat merk je pas echt als je het niet meer hebt. In die tijd hadden maar weinigen een radio. Maar wie eentje bezat moest hem inleveren. Luisteren naar het nieuws mocht niet meer”.
Kerkklokken
“Een ingrijpende gebeurtenis voor het dorp was dat de twee klokken uit de kerktoren werden gehaald. Dat gebeurde bij veel kerktorens. Voor ons was dat extra schokkend, omdat mijn pake Tjeerd, die in een deel van de huidige consistorie woonde, koster was van de kerk. Hij moest iedere dag het uurwerk opwinden en twee keer daags klokluiden (om 12.00 uur en om 18.00 uur). Dat stopte toen dus noodgedwongen. De Duitsers hadden het plan om deze klokken om te smelten en het materiaal te gebruiken voor het maken van wapentuig. Het waren monumentale klokken. De ene uit 1472 en de andere uit 1618. Wonder boven wonder werden na de oorlog de klokken van Marsum onbeschadigd teruggevonden. Ik meen op een weiland in de provincie Groningen. Er stond een grote M opgeschilderd. Dat was de vraag aan de Duitsers om deze klok zo lang mogelijk te sparen vanwege zijn monumentale waarde. De M is nog steeds zichtbaar”.
Verstopte radio’s gevonden
“De kerktoren doet me ook nog aan een niet zo mooie gebeurtenis herinneren. Wat was er aan de hand: twee broers van mijn moeder wilden de radio niet inleveren. Ze wisten wel iets van de toren en vroegen aan mijn vader Jan om daar de radio’s te mogen verbergen. Pake Tjeerd had de sleutel van de kerk, dus het was een makkie om naar binnen te gaan. Pake wist van niets. Later wilden de Duitsers verlichting op de toren aanbrengen. Ze vonden toen daar de radio’s. Pake zou er wel meer van weten. Mijn vader wist dat zijn vader ondervraagd werd en hij meldde zich toen bij de Duitsers. Hij moest meekomen en werd vastgezet. Na een paar dagen werd hij vrijgelaten. De broers hadden zich gemeld en de schuld op zich genomen”.
Bombardementen namen toe
“Iets later in de oorlog werd de vliegbasis steeds meer gebombardeerd. Bij een bombardement in 1942 werd een huis in het Aldlân per ongeluk getroffen en verdween van de aardbodem. Er was een kostganger in dat huis, die lag dood met bed en al verderop in het land. Zo intens was de luchtdruk van twee bommen. Het gekke was dat we in Marsum er niks van gehoord hebben. Er was ook geen bomalarm afgegaan. Bij de komst van vliegtuigen gingen we de slootwal of de kelder in. We (mijn zus Jannie, broer Dirk en ikzelf) sliepen een tijd in het keldertje tussen de weckpotten. Overdag scholen we bij luchtalarm ook wel onder de tafel, voor als de muren naar binnen zouden vallen. We deden ook oefeningen hoe we moesten schuilen in de school. Het was de bedoeling dat we bij luchtalarm onder de bank tegen de muur aan gingen zitten. Het gekke was dat toen er echt alarm was bij een zware aanval, we allemaal naar huis vlogen. De Duitsers hebben de school in 1943 gevorderd. We hebben een tijd geen school gehad. Ik zat toen in de 3e klas bij meester De Jong. We bleven toen thuis en later kregen we een paar uur per week les in de oude school aan de Achterdyk. Ook hebben we een tijdje school gehad in de kleuterschool aan de Binnenbuorren 7 en ook in het Poptagasthuis in de Heerenkamer. Toen de bombardementen steeds zwaarder werden, hadden we een tijd onderdak bij familie in Boksum. Daar was het veilig. En ze hadden een bakkerij. Prachtig vond ik dat. Direct achter de bakkerij was een boerderij. Daar zaten mensen ondergedoken. Ik herinner me nog dat daar een razzia gehouden werd. Gelukkig waren de onderduikers op tijd in veiligheid gebracht. Voor straf werd de boerderij in brand gestoken. De brandweer mocht niet blussen. Wat een straf voor het boerengezin Andree.
Ik kan me nog herinneren dat een mof konijntjes kocht om mee naar huis te nemen met kerst (mijn ouders hielden konijntjes). En ook herinner ik me dat we ’s avonds om 20.00 uur naar radio Oranje luisterden. Stiekem natuurlijk. Mijn oom had een radio verstopt onder de trap. Een heel avontuur als kind. Later in de oorlog was er niet zoveel meer te eten. Gelukkig hadden we de nutstuin op de Tolve nog. Heit verbouwde daar ook tabak. De bladeren moesten worden gedroogd. Daarna aan de keukentafel tabak snijden met een scheermes. Dat moest heel precies gebeuren”.
Spek op lichaam
“Mijn ooms hadden een tuin en een groot hok aan de rand van Leeuwarden. Daar hielden ze stiekem varkens. Als ze geslacht werden ging mijn vader er naar toe om te helpen. Hij mocht ‘s avonds ook na 20.00 uur reizen omdat hij in de zuivel werkte. Hij fietste van Leeuwarden naar Marsum, maar hoe moest hij nu dat vlees meenemen? De ooms hadden een idee. Ze bonden een lap spek onder de kleren op zijn lichaam. Onderweg naar Marsum werd hij aangehouden. “Ausweis Bitte”? Dat lukte wel, maar een groter probleem was dat de Grüne Polizei een hond bij zich hadden. Die rook schijnbaar het vlees en wilde niet mee met zijn baas. Angstige momenten voor mijn vader, maar wij hadden wat vlees. Wat smaakte dat toch lekker”.
Vleesverraad
“Mijn vader kocht van boer Jelle de Jong aan de Hegedyk (waar nu familie Kuppens woont) twee biggen. Die kwamen bij ons in het hok. We kregen een oud wagentje en mochten daarmee geregeld schillen en ander afval ophalen langs de deuren. Zo werden de varkens gemest. Ze groeiden als kool. Maar de Grüne Polizei kwam aan de deur en de varkens werden gevonden. We moesten vertellen hoe we daar aan kwamen. Een boer mocht niets verhandelen, alles was voor de Duitsers. Mijn vader wilde de boer niet verraden. Hij moest mee naar Leeuwarden, ons angstig achterlatend. Boer De Jong heeft een smoes bedacht en heit mocht weer naar huis. Een boete en verbeurd verklaring van de varkens. Die zouden wel eens worden opgehaald. Maar dat duurde tijden en onderwijl moesten ze wel te vreten hebben. Wat een ellende. Verschillende keren is mijn vader op de fiets naar de stad geweest om te smeken die “krengen” op te halen. Later kwamen we er achter dat we verraden waren door een buurman en een collega die het hem niet gunde dat hij meer vlees had dan zij. “Jan moet niet denken dat hij meer vlees krijgt dan wij”.
Brandstof en eten
“Het werd steeds moeilijker. Vooral de verwarming was een probleem. Langs de wegen werden bomen omgezaagd om brandhout te krijgen. Wij hadden gelukkig zo’n grote trekzaag. Ik was 11 en kon samen met mijn vader goed zagen. Meestal ’s nachts, het moest in het geheim gebeuren. Ik hoefde toch niet naar school toen. We hielpen ook wel dorpsgenoten om bomen om te zagen. Er werd bewaking ingesteld uit bewoners om te voorkomen dat nog meer bomen sneuvelden. Als dat toch gebeurde werd de bewaking schuldig bevonden. Er ontstond hierdoor wrijving in het dorp. Heel Marsum plunderde op de vliegbasis. Daar lag veel materiaal. Maar toen het uitkwam moesten ze het terugbrengen. In de fabriek werd later in de oorlog een gaarkeuken ingericht. Mijn vader moest dan met collega’s een keer per week in kaasbakken eten klaar maken. Stamppot rode kool was favoriet. De bakken waren dubbelwandig en met stoom werd dan de boel verwarmd. Het eten koken werd van hogerhand bepaald, het was gratis en was voor meerdere dorpen. Met pannetjes kon je dan wat afhalen. Voor velen was het een uitkomst om de schaarste op te vangen. Ik herinner me ook nog dat er een staking was op de fabriek. Een groep Duitsers kwam de fabriek binnen. Het moest iets van straf lijken, maar er werd roomboter geëist. Beide commandanten wilden boter. Maar de directie wilde geen twee kuipen boter weggeven. Met onze trekzaag werd een vat boter in tweeën gezaagd en zo konden beide commandanten toch tevreden gesteld worden. Op een avond kwam mijn vader thuis met twee mannen afkomstig uit Den Haag. Ze waren lopend over de Afsluitdijk in Marsum terecht gekomen. Het was tijdens de hongerwinter in 1944. De mannen zijn een behoorlijke tijd bij ons opgevangen, maar toen ze ongedierte bleken te hebben, moesten ze van mijn moeder vertrekken, wel met de nodige proviand mee. Bestrijdingsmiddelen waren er toen niet”.
Bevrijding
“Tijdens de bevrijding van Marsum reden de Canadezen met veel tanks door Marsum. Een belevenis die je nooit weer vergeet. We kregen voor een paar nachten geallieerde militairen ingekwartierd. De Engelse chocolade en sigaretten waren erg welkom. Ik weet ook nog dat een paar dagen na de bevrijding caféhoudster Moeke Verf opgebracht werd. Ze was te vriendelijk geweest voor haar Duitse gasten. En ook Bouma die in een dubbel huis woonde naast de fabriek. Hij was 1ebotermaker en overtuigd NSB-er. Ze werden naar Ericadorp aan de Troelstraweg in Leeuwarden gereden op boerenwagens. Sneu voorval was dat Canadezen tijdens de bevrijdingsintocht in het land achter de bomen bij de boerderij van Ruurd de Jong (nu Nij Andringastate) een man zagen lopen in ietwat gebogen houding. Ze vertrouwden het niet en beschoten hem. Zijn hand werd eraf geschoten. Zijn leven kon hij redden door achter een boom te kruipen. Ze dachten dat het een Duitser was, maar het bleek om boer Ruurd de Jong te gaan”.
Foto’s:
Kar op de Tramstrjitte met op de achtergrond Luniastate. Voor de kar pake Tjeerd Dijkstra, achter de kar zijn zwager Sjok de Vries en op de kar de zoon Gerrit de Vries. Ze kwamen van hun tuin van de Tolve waar ze aardappelen gerooid hadden. (Foto: Tjeerd Dijkstra)
Rypsterdyk 8 met Tjeerd ervoor rond 1953. (Foto: Tjeerd Dijkstra)
Vader Jan Dijkstra voor de hoekwoning (nu Hiske Bouma) van de fabriekswoningen aan de Rypsterdyk rond 1953 (Foto: Tjeerd Dijkstra)
Tjeerd Dijkstra op 2-5-2022 (Foto: Geert Verf)
De twee woningen aan het begin van het Aldlân. Twee bommen bedoeld voor vliegbasis Leeuwarden verwoestten deze woningen. Later werden daar de twee rode woningen gebouwd. (Foto archief Geert Verf)
Kerkklokken op de grond voor de toren net nadat ze uit de toren waren getakeld. De galmgaten waren te klein. Stenen moesten er daarom uitgebikt worden. (Foto archief Geert Verf)
Zuivelfabriek tijdens de 2e WO met rechts het koellokaal. (Foto archief Geert Verf)
De lagere school in Marsum die tijdens de oorlog gevorderd werd door de Duitsers. (Foto archief Geert Verf)
18-02-2025 Prikbord
12-02-2025 Prikbord
12-02-2025 Prikbord
04-02-2025 Dorpsbelang, Prikbord
18-11-2024 Dorpsbelang, Prikbord
21-10-2024 Actueel, Dorpsbelang, Prikbord
30-01-2025 Kerknieuws
29-12-2024 Kerknieuws