‘Terwijl hij hen zegende, ging hij van hen heen en werd opgenomen in de hemel’
(Lucas 24:51)
Wat moet dat een bijzondere ervaring geweest zijn voor de volgelingen van Jezus. Nadat zij ontdekt hebben dat hun Meester is opgestaan uit de dood, ontmoeten ze Hem opnieuw. Maar in plaats van vreugde over zijn weerzien, staan de leerlingen helemaal perplex en zijn ze bang. Pas als Jezus hen zijn handen en voeten laat zien, durven ze een beetje blij te zijn, maar… ze geloven het nog niet. De leerlingen kunnen, ondanks dat ze van verschillende kanten berichten over verschijningen van Jezus krijgen(het getuigenis van de vrouwen, de bevestiging van Petrus, het verhaal van de mannen uit Emmaüs, ze hebben zelfs de Emmaüsgangers zelf toegeroepen: ‘De Heer is werkelijk uit de dood opgewekt en hij is aan Simon verschenen’, vers 34), dit gebeuren niet verwerken. Het is blijkbaar te veel ineens. Jezus die de mannen van Emmaüs van stap tot stap begeleidde en te hulp kwam in hun traagheid van begrip, doet nog eens hetzelfde. Hij verzekert met nadruk, dat Hij het werkelijk is, die als hun Heer in het midden staat. Woorden en daden blijken daarentegen nauwelijks voldoende te zijn om de onzekerheid weg te nemen. Het bewijs, dat het niet om een geestverschijning gaat, wordt geleverd door de vraag naar enig voedsel. Jezus moet eerst iets eten voordat ze geloven dat het Hem werkelijk is.
Dit alles gebeurt om bij de leerlingen alle angst en aarzeling weg te nemen.
Vervolgens verklaart Jezus zijn leerlingen de aankondiging van het lijden en sterven van de beloofde Messias en de overwinning op de dood en het graf op de derde dag daarna. Op grond van deze verklaring moet de blijde boodschap van de vergeving van zonden in zijn naam worden verkondigd. En deze boodschap is niet alleen voor het joodse volk, maar ze moet ook uitgaan tot alle volken over de hele wereld, staat er in vers 47. Deze getuigenis moet de leerlingen vaste grond onder de voeten geven en een goed inzicht in het werk van God door alle tijden heen. Maar het houdt tevens ook een opdracht in voor de leerlingen, namelijk: wat zij gezien en gehoord hebben, moeten ze als kroongetuigen doorgeven aan anderen. En dáárvoor ontvangen ze kracht uit de hemel, de gave van de Heilige Geest.
Vervolgens neemt Jezus zijn leerlingen mee de stad uit. En bij Betanië aangekomen, zegent Hij hen en terwijl Hij dat doet, gaat Hij van hen heen en wordt opgenomen in de hemel.
Vaak zijn we verlegen met de verschijningen van Jezus en zijn Hemelvaart. Misschien omdat we moeite hebben met het uitermate bijzondere van het wonder. Bij Hemelvaart denken we wellicht aan een wonderbaarlijke vorm van de opstijging van Jezus. In de Middeleeuwse beeldende kunst zijn daar schitterende voorbeelden van. Bijvoorbeeld een reliëf op de kansel van de Sankt Annenkirche in Eisleben, waar je boven in beeld twee zwevende voeten van Jezus ziet en op de berg de afdrukken daarvan. Echter bij hemelvaart gaat het niet om de manier waarop Jezus opsteeg, maar om de verhoging van de Gekruisigde! Jezus, de Gekruisigde wordt verhoogd tot in de hemel.
Met de belofte dat ze kracht uit de hemel zullen ontvangen, neemt Jezus zegenend afscheid van zijn leerlingen en in hen van zijn gemeente. Het verhaal over de komst van Jezus en het werk van de verlossing dat Hij verrichtte, is nu voltooid. De leerlingen mogen zijn werk voortzetten door Gods naam te belijden en de blijde boodschap van de vergeving van zonden in Jezus Christus uit te dragen tot aan de grenzen van de aarde.
Dat betekent ook voor ons dat het werk pas begint als Pasen voorbij is. Met Pasen wordt de belofte van God waarheid en met Hemelvaart mogen wij Jezus’ werk voortzetten. Met de zekerheid dat Hij ook ons heeft gezegend (deze zegen mogen we elke zondag weer ontvangen) mogen we deze blijde boodschap verkondigen aan iedereen die het maar wil horen. Dat is onze opdracht in de wereld, hier en nu.